E C O N O M I S C H OVERZICHT. Her Socialisatie-Rapport der S. D. A. P.
Tout genre est bon hors le genre ennuyeux. Waarom is dit rapport zoo troosteloos, hopeloos, mateloos en duldeloos (ik kies bier door her rapport met voorliefde gebruikte uitdrukkingen) vervelend. Het zal wel zijn omdat her geloof eraan ontbreekt. Het is al dorheid, versletenheid, banaliteit en conventionaliteit van het begin tot het einde. Een beetje socialistisch jargon, een beetje Nederlanclsche bedrijfsgeschiedenis, een flinke dosis afgunst, alles opgediend in een saus van naieve bekrompenheid, en dit zouteloos en smakeloos gerecht, dat de holle maag van de Nederlandsche sociaaldemocratie wat schijninhoud moet geven, was klaar. 184 bladzijden ! Maar her is er mee als met een vegetarisch menu. Het is heel lang, maar men is erna even hongerig als tevoren. Het gaat niet om quantiteit nlaar om kwaliteit. Het is een heel deftig rapport, zooals ieder lichaam, dat zichzelf respecteert, tegenwoordig uitbrengt over iedere denkbare ,,questie", van zuigetingenzorg tot lijkverbranding. Her rapport heeft verbazend reel afdeelingen en onderafdeelingen ; een zeer nuttige zaak, vermits her gelegenheid geeft de onbeduidendste dingen meerdere malen te herhalen. Er is een voorbericht, en er zijn algemeene overwegingen, die weer een inleiding hebben van 7 onderdeel'en; en verder in drie onderafdeelingen verdeeld zijn, met weer 17. onderafdeelingen; een daarvan is weer in vijven verdeeld; clan komt de toepassing, waarvoor weer een voorwoord noodig was, op landbouw, verkeerswezen, industrie en handel, en bankwezen. En dan krijgen wij nog.eens algeifieene conclusies, die natuurlijk weer hetzelfde zeggen als de verschillende voorberichten en voorwoorden, en tenslott.e de kort samengevatte conclusies van de verschillende hoofdstukken. En als men dan dat alles, met den nloed der wanhoo.p tegen de verveling kampend, gelezen heeft, dan is men ongeveer even ver als tevoren. Econ. 1920. 33
480 Nu zutlen wij van dit een en ander den opstellers van dit rapport geenszins een verwijt maken. Zij hebben ervan gemaakt war ervan te maken was. (3egeven de noodzakelijkheid dat de ,,Partij" (er is maar ~6n Partij met groote letter in Nederland) absoluut een Rapport over de socialisatie moest hebben bij wijze van kamferdrank. Want wat is er nu over die socialisatie te zeggen ? Immers niets dan algemeenheden. Dat her misschien wel kan, of misschien wel niet kan. Maar ,,her proletariaat wil het", zoo hebben de leiders her uitgemaakt, en dus moet her, want, nietwaar, war her proletariaat wil, dat moet her hebben, zoo in den trant van Helen's babies, die ,,wanted te see the wheels go wound" en niet rustterl voor ze de machinerie van ooms' horloge tot een verward hoopje raadjes en staafjes hadden gereduceerd. M0eten wij aannemen, dalt her proletariaat ook niet zal rusten voor her de machinerie van her tegenwoordig bedrijfsleven tot een vormeloozen klomp raderen heeft afgebroken, die dan wel met bloed, aaneen te kleven, maar niet tot nienwe beweging te brengen zullen zijn ? Want zoo ik dit rapport oneerbiedig meen te mogen bejegenen, her is waarlijk niet omdat de zaak waar her omgaat niet van hoog belang zou zijn ; de wijze waarop ze behandeld wordt ontbeert eerbiedwaardigheid. Omdat ze allereerst oprechtheid ontbeert. Hetrap[~ort wendt andere motieven voor dan die in werkelijkheid bier de drijfkracht waren, en die ook wel genoemd worden, maar nauwelijks meer dan terloops. ,,De arbeidersklasse", aldus het Rapport, ,,heeft een veel hooger machtsbesef gekregen dan tevoren, is tot een hooger inzicht van haar menschenwaarde gekomen, gevoelt steeds meer weerzin om haar arbeidskracht te doen misbruiken t o t verrijking van een kleine groep beziiters der productiemiddelen, die uit hun bezitsvoorrecht een aanspraak op overdadige weelde afleiden, terwijl de voOrtbrengers dier weelde tot een leven van ontbering gedoemd 9zijn." En verder, in ~'en hoofdstuk, dat ,,bet arbeidslooze inkomen gedoopt is, heet her : ,,Een der belangrijkste drijfveeren naar sociaIisatie is de noodzakelijkheid tot beperking van her arbeidslooze inkomen. In een maatschappij waarin de massa hard-re werken heeft om de hoeveelheid noodige produkten ter voorziening in de behoeften van allen op te brengen, is het, zoodra die massa tot inzicht van hare beteekenis voor de productie en van de samen-
481 stelling der maatschappij komt, een onduldbare toestand, dat . . . . tal van anderen hoewel daartoe lichamelijk en geesfelijk volkomen in staat geenerlei arbeid leveren, niet hun aandeel in de vereischte totaa/ som aan arbeid dragen, van arbeidsloos inkomen leven, de overigen dus verplichten om harder te werken, ten einde hen van arbeid te ontslaan." Of, met de resolutie van her laatste congres der S. D. A. P. ,,De onhoudbaarheid van het kapitalistische productiestelsel waarin aan de winzucht van de bezitters der productiemiddelen de belangen der groote massa van verbruikers en arbmders worden opgeofferd, heeft zich aan dezen op duidelijker wijze dan ooit tevoren geopenbaard. De toenemende concentratie van kapitaal en bedrijf vestigde een duldelooze overmacht van weinige groot-kapitalisten over her politieke en economische leven der volken. Met het oog op de grove winsten in her particuliere bedrijf gemaakt, en ontwaakt tot her besef hunner onmisbaarheid als voortbrengers, blijken de arbeiders overal steeds minder bereid ten behoeve der particuliere winstrfiakerij zich voor de productie zoodanig in te spannen, als in het algemeen belang gewenscht ware." Heel kort gezegd: bet is de Nlarxistische meerwaarde, die ,,onduldbaar" is. Met dit laatste woord is bet rapport trouwens zeer gul~ zijn de socialistische woordvoerders steeds zeer gul. Zoodat een niet-socialist wel neiging voelt om eens op te merken : ,,er moet in het leven door zooveel menschen zooveel gedragen worden. Zooveel dat aanvankelijk ,,ondragelijk" scheen, bleek achteraf toch zeer goed te dragen te zijn geweest, ja staalde de kracht en veredelde bet karakter. Zou het,niet eens van alien kant te bekijken zijn, is her niet war heel goedkoop alles wat niet al te ge-. makkelijk valt maar dadelijk voor ,,onduldbaar" te verklaren ?" Intusschen, her is de meerwaarde, die zonder eenigen twijfel de grond is voor het socialistisch en socialiseeringsdrijven. Maar het heet thans : arbeidsloos inkomen. Dat beduidt, dat de meerwaarde als wetenschappelijke leer opgegeven is; dat alleen de moreele ergernis blijft over dezulken; die inkomen genieten zonder ervooi" te werken; een geweldige verzwakking van het socialisme, een smadelijke retraite op den weg ,,yon der Utopie zur Wissenschaft". Dat beteekent ook, dat men het heele socialisme thans zou moeten fundeeren op die moreele ergernis, war toch wel een war al te zwak ftm~ament zou blijken voor het optrekken van een geheel nieuw economisch staatsgebouw, temeer, waar het ook in socialis-
482
tische kringen langzamerhand wel duidelijk is geworden, dat de gelijke verdeeling van die gehaatte meerwaarde over alle arbeiders, geen noemenswaard'~esultaat voor hen zou hebben. En zoo bleef er dan niet veel anders over, dan den geheelen weg weer terug te gaan, v o n d e r Wissenschaft zur Utopie. En weer op te nemen, de oude bewering, dat de kapitaIisfische ordening der maatschappij in technisch-ecOfiomisch opzich{ achterlijk is, en op een slecht werkende machine gelijkt, die door de socialisatie verbeterd kan worden, als ze eerst maar grondig uit elkaar is genomen. De gedachte, zegt Pohle, is evenzoo oud als de heele socialistische kritiek, ,,ohne freilich im Laufe der Zeit richtiger geworden zu sein." Met des te meer aplomb wordt ze weer opgedischt, en tot hoofdmotief voor de socialisatie gemaakt, waarbij dan hog de oorlogsomstandigheden dienst doen ais hulptroepen. ,,Her anarchistisch concurrentiestelsel van her kapit.alisme brengt een mateloozeverspilling mee. De oorlogsverarming der wereld eischt van de arbeiders dat zij hun volle arbeidskracht-geven om de uitgeputte voorraden te herstellen. Voorstanders van het beboud van bet kapitalisme echter missen her zedelijk recht om dezen eisch aan de arbeiders te stellen. Geen spilzieker stelsel toch dan het kapita!isme; geen stelsel dat op meer onverantwoordelijke wijze morst met de producfieve kracht. Maar al te vaak blijft de thans meer dan ooit dringend noodige en op belangrijke schaal mogelijke verhooging der productiviteit achterwege omdat de kapitalistische ondernemer haar niet noodzakelijk acht in zijn winstbejag. Wel is ook reeds in her kapitalisme door de vorming van trusts getracht deze grenzenlooze verspilling te ['natigen, natuurlijk enkel in her belang van de ondernemerswinst.-De trusts leveren her ervaringsbewijs, op hoe enorme schaal verspilling der productieve kracht tegengegaan kan worden door bewuste organisatie der productie en uitschakeling van onproductieve bedri]ven en functies. De socialisatie der bedrijven maakt deze zelfde onlzaglijke voordeelen van betere organisatie van her bedrijfsleven mogelijk, zonder de nadeelen der trust voor de verbruikers, de arbeiders, de gemeenschap. War aan onderhoud en arbeidskracht van een leger van handelsreizigers verkwist wordt, daarvan kan nlen zich nauwelijks een voorstelling maken. Vooral ook in de winkelnering heerscht een onzinnige verspilling. Men stelle zich de jammerlijke verspilling voor als gevolg van de omstandigheid, dat de particuliere be-
483 drijven in eenzelfde straat tal van broodloopers, melkloopers, kruideniersloopers zenden. Men bedenke hoeveel achterlijke en uiterst oneconomisch werkende bedrijven door aif:wezigheid .van planmatige maatschappelijke bedrijfsorganisatie worden in stand gehouden, tot schade van een nuttig besteden en verdeelen der totale hoeveelheid aanwezige arbeidskracht. Men overwege, hoe onder particulier beheer tal van bedrijven door hun ondoelmatige vestigingsplaats een volslagen doellooze verhooging der kosten voor transport van materialen en prot~ucten meebrengen. .Met her oog op dit alles is zeker vooral in de huidige verarmde vcereld socialisatie een dringende noodzakelijkheid." ,,Geen spilzieker stelsel dan het kapitalisme"..Men is geneigd te vragen hoeveel stelsels van wereldhuishouding de opstellers van her rapport uit her verleden kunnen noemen, welke hun sporen in de praktijk verdiend hebben, en minder spitziek waren. In deze phraseologie ligt de grondfout van her rapport, tevens van allen die thans s0cialistische idealen trachten te verwerkelijken. Wij zullen ons tot de bespreking daarvan bepalen, her bespaart ons de honderden aanmerkingen die wij op details van her rapport zouden kunnen maken, omdat die grondfout feitelijk alle andere tekortkomingen in zich sluit. .Men wil niets goeds in her kapitalisme zien, men sCheldt er in alle toonaarden op; niettenlin wil men erop voortbou~ven, aanvaardt men er al her goede van, niet alleen, maar wil men her voor de meeste bedrijven hog war voort laten duren, (,,die bedrijven zijn hog niet rijp" beet her) om er hog meer goeds van te genieten..Men wil het socialistisch stelsel voorloopig laten drijven op den heelen rijkdom, die her kapitalisme vergaarde. AIs dat eens eenige jaren gaan kon, zou dan de deugdelijkheid van her socialistisch stelsel daarnlee bewezen zijn ? Door dat, war men her kapitalistisch stelsel pleegt te noemen (in waarheid is her ge.en uitgedacht stelsel, maar een resultaat van natuurlijken groei) zijn alle rijkdommen die wij thans kennen over de wereld uitgestort; her is dat stelsel dat een ieder in staat lleeft gesteld, (zooals Keynes her hog onlangs aardig schetste), om per telefoon van uit zijn huis de meest verschillende producten van de heele aarde zich te verschaffen, of, gebruik makend van uiterst goedkoope transportmiddelen, zelf in ieder hoekje van de aarde zijn geluk te gaa n beproeven. Her is her kapitalisme, dat den gemiddelden werkman een waarschijniijk comfortabeler ieven
484 heeft verschaft, dan aan menig vorst in de middeleeuwen beschoi'en is geweest. En aan dit stelsel,'dat schaarsdle horden van jagende nomaden tot millioenfallige volken heeft gemaakt, goed gehuisvest, goed gekleed, verwarmd in den winter, beschut tegen den zonnebrand in den zomer, verlicht in de duisternis,verrijkt met een ,schat van door boeken behouden wetenschap, met al de genietingen van verfijnde kunst en de gemakken van spoorwegen en stoomschepen, telegraferi en telefonen; aan dit stelsel wordt verweten, dat her niet n6g meer heeft tot stand gebrach[; dat her niet tot in zijn uiterste consequenties is doorgevoerd; aan her kapitalisme worden, in de stemming-makende taal van het rapport ,,de schromelijke levensmiddelen vervalschingen, waaraan het particulier bedrijf zich op groote schaal te buiten gaat; de prijswoeker en waren-knoeierij der ondernemersklasse, die alles overtrof wat zij tevoren ooit vertoonde; de ,,schandelijke strooperijen van den particulieren huiseigenaar" verweten. Zeker, de in holen levende, rauwe-wortelenetende oermensch had d ~ r geen last van, maar hij was er toch niet te rijker ore. Wie op her kapitalisme als stelsel af durft geven (war natuurlijk iets anders is, dan erkennen dat he;c zijn zwarte kanten heeft, als alles in de onvolmaakte menschen-maatschappij) die moet het socialistisch stelsel durven gronden op datgene, waarop in den nacht der tijden het kapitalistisch stelsel gegrond is: op niets dan de moederaarde en de hand des menschen. Durft hij dat niet, dan erkent hij daarmede, dat her kapitalistische stelsel superieur is aan her socialistische. Waarlijk geloovige socialisten hebben dat ni~t erkend, zij zijn naar onbewoonde streken gegaan en hebben trachten aan te toonen, dat met het socialistisch stelsel uit het niet, een betere en mooiere maatschappij was op te bouwen dan de kapitalistische. Wij weten, dat het hun tot nu toe nimmer gelukt is. Maar wie het resultaat van her kapitalistisch stelsel noodig heeft als fundament voor het zijne, die heeft niet her minste recht smadelijk over dat stelsel te oordeelen, ook niet wanneer hij de leer aanhangt, dat in de ontwikkelingslijn der menschheid het socialisme de 0nverbiddelijke terugslag op het kapitalisme is: een !eer, waarin trouwens de socialisten zelf niet gelooven, getuige de propaganda, die zij meenen te moeten maken voor de bereiking van hun doel.
485 Zeer terecht gelooven zij daarin niet, want de ontwikkeling der menschheid gaat door den vrijen wil der individuen heen; macht en recht kampen hun eeuwigen kamp daarbij, en zoo thans de macht van her proletariaat overwon,:zoo was daarmee hog niet gezegd, dat her zoo het beste was, minder nog, dat her zoo onontkoombaar was. Wie meent, dat het yolk zijn eigen belang in een verkeerde richting zoekt, die zal tegenstand bieden. Het zou n~et de eerste maal zijn, dat een volk zichzelf vernietigde, door voorbijzien van zijn hoogste belangen. Men heeft her socialisme wel Verweten, dat de socialisatie-leuze onduidelijk was, dat men er niet uit kon opmaken, war de ,,Partij" er eigenlijk mee bedoelde. Dat verwijt komt mij onbillijk voor; war kon er anders mee bedoeld zijn, dan thans is uitgesproken : ,,So.cialisatie is doelbewuste vermaatschappelijking der voortbrenging, met als eindelijk doel: het socialisme". Ik zou echter aan de socialisatie-leus een ander en ernstiger verwijt willen maken: dat zij gebruikt wordt om de aandacht af te leiden van de hoofdzaak: bet ,,eindelijke doel"; bet socialisme. Dat ,,eindelijke doel" was altijd het zwakke punt tier socialistische partij; hoe zij zich dat voorstelde, hoe zij zich de organisatie eener socialistische samenleving dacht, dat kon zij nooit duidelijk maken. Zij koos den eenvoudigen uitweg, den vrager daarnaar als een onwetenschappelijken en onbescheiden dwaas weg te zenden: zij ging den weg van ,,utopie tot wetenschap". Nlaar het was duidelijk, dat zij alleen volkspartij kon zijn met een utopie, niet als verspreider van wetenschappelijke denkbeelden. En zoo zijn wij nu met de socialisatie-leus weer terug bij de utopie, thans gehuld in het kleed van een zeer praktisch doelstreven: men wil alleen maar bet overheidsbedrijf, dat immers al bestond, en dat dus zijn bestaansmogelijkheid bewezen heeft, uitbreiden. Daarbij zijn echter twee dingen opmerkelijk: men ontkent van tijd tot tijd toch weer, dat een gesocialiseerd bedrijf eenfoudig een staatsbedrijf zou zijn: ,,onnoodig te zeggen, dat her luchtig en vluchtig getimmerte der oorlogsbemoeiing van de overheid:met her bedrijfsleven, met een werkelijke socialisatie niets hoegenaamd uitstaande had." Een sterke uitspraak, al wordt her als volgt toegelicht: ,,Voor korten tijd berekend en daarenboven toegepast door tegenstanders, verschilde het hemelsbreed van d e stelselmatige en rationeele regeling vari het bedrijfsleven, die door socialisatie verkregen zal worden,"
480 En aan het einddoel: socialisme, wordt stevig vastgehouden, telkens weer wordt er op gewezen, dat niets anders in de bedoeling ligt; het rapport g a a t zelfs zoover, de socialisatie van het bankwezen, die anders al het eerst voor de hand zou liggen, af te wijzen met het argument, d a t e r immers in een socialistischen staat geen banken meer zijn zullen; dat het dus'heusch de moeite niet meer waard is, die banken eerst nog gauw te socialiseeren. Om het socialisme is het dus te doen, maar door her op den voorgrond stellen van de socialisatie in de plaats van bet socialisme, heeft de ,,Partij" het ongemeene voordeel bereikt, dat zij zonder dat het zeer opvalt, over de organisatie van den socialistischen staat, die toch her einddoel is, kan zwijgen als her graf. De geheele gedachtengang van het rapport is kapitalistisch. Dat is een zeer merkwaardig feit, dat zeer in het oog moet worden gehouden, wanneer wij nu de mogelijkheid van uitvoering der socialisatie gaan bez,ien. De vraag of socialisatie mogelijk is, wordt door de conmlissie feitelijk alleen in dezen vorm gesteld: of eenige uitbreiding van het staats- en overheidsbedrijf mogelijk en voordeelig is. Daar loopt her heele verslag over. Nu is dat nog een betrekkelijk eenvoudige vraag. De mogelijkheid van uitbreiding van het overheidsbedrijf valt in het geheel niet te ontkennen; en her debat over de vraag of ze voordeelig zou zijn, loopt in bekende banen. Tot nu toe heeft, in normalen tijd, het Overheidsbedrijf zich voornamelijk beperkt tot die bedrijven, die uit hun aard een monopolie vormden; bedrijven, die gebruik moeten maken van her publieke terrein, derhalve op een verlof daartoe zijn aangewezen, en aan dat verlof dan ook weer rechten ontleenen. Men legt geen twee telegraM-, telefoon- of spoorlijnen en geen twee gasleidingen naast elkaar. Bij voorkeur waren her dus verkeersbedrijven die daarvoor in aanmerking kwamen. Ontbrak het monopolie-element daarentegen - - b.v. bij het vervoer per kar en schuit, - - dan kwam er ook geen staats- of overheidsbedrijf. " In her geval van een monopolie, hog wel bij een voor de samenleving zeer gewichtig bedrijf, ten gevolge van een bijzondere gunst der overheid ontstaan, is er natuurlijk veel voor een overnemen door de overheid te zeggen. Of het inderdaad in het voordeel der gemeenschap is geweest, is een andere vraag, die, dit is de moeilijkheid, nimmer beantwoord kan worden door het groote publiek. Moet men echter ingewijden gelooven, dan zou dat nog
487 zeer te betwijfelen zijn, war geen verwondering zou behoeven te wekken. De uitoefening van een monopolie moet steeds een verslappenden invloed hebben op de energie ;~dit klemt temeer voor de overheidshuishouding, waar met de eischen van een zuiver commercieele boekhouding op aIlerlei manier de hand te lichten is. Maar ik wil het tegendeel hier eens aannemen. Ik wil aannemen, dat het overheidsbedrijf alleen voordeelen en geen nadeelen heeft; en dat men er dus, zooals het rapport aanneemt, al her goede mee bereikt, dat de trustvorming kenmerkt, zonder her kwade. Dat men dus krijgt een ,,welbewuste organisatie van de productie tot de hoogste doelmatigheid'", vermijding van alle noodelooze kosten door centralisatie; en dat toch technisch her bedrijf aan de hoogste eischen blijft voldoen, niet door het gebrek aan concurrentie inslaapt. Want de socialisatie moet een monopolie op het oog hebben, of ze is werkeloos, mist haar doel geheel. Of de consequenties hiervan wel voldoende zijn overdacht, blijkt niet uit her rapport ; hier en daar blijkt zelfs het tegendeel. Zal men toevoer uit het buitenland toelaten van waren, die voorwerp van een overheidsbedrijf zijn ? Zoo ja, dan kunnen tegenstanders van de socialisatie er eenigszins geruster op zijn. Het kan dan een wel kostbare proefneming zijn, maar mocht bet overheidsbedrijf niet inderdaad economischer werken dan het buitenland, dan zou het weldra zijn natuurlijken dood s t e r v e n . . , althans zoo het niet met kunst en vliegwerk, dat wil zeggen door toeslagen tilt de beJastingkas, in bet lever1 werd gehouden; en dat het fanatisme tot dit laatste zijn toevlucht niet zou nemen, is niet gezegd: een groot gevaar. Misschien is de commissie ook zoo overtuigd, dat de overheidswaar en de overheidsdienst de beste en goedkoopste in het gebruik zal zijn, dat zij meende zich met die vraag her hoofd niet te behoeven te breken. Dat zou men althans aannemen, waar de commissie voorstelt de visscherij en de groote stoomvaartlijnen te socialiseeren. De zee{!n zijn vrij. Deze socialisatie kan dus nooit lets anders beduiden, dan dat de tegenwoordig bes-taande inventarissen van hederlandsche visschers en reeders worden overgenomen. Maar wat let deze zelfde visschers en reeders nieuwe schepen te bouwen en weer opnieuw te gaan visschen en varen. Zal men hun moeten beletten in Nederlandsche havens in te klaren ? En de buitenlandsche schepen er wel toelaten ? Dit opent allerlei perspectieven. E6n ding staat vast: hoe meer de staatsmonopolies zich
488 zullen uitbreiden, hoemeer her land op een politiestaat zal gaan lijken, maar maar heel weinig meer geoorloofd zal zijn. Maar dit alles beweegt zieh nog in den kapitalistischen gedachtengang. Wij hebben echter te rekenen met her einddoel, her socialisme. Zoodra het laatste bedrijf genaast is, (en al wil men geleidelijkheid, dit sluif, zoo is uitdrukkelijk gezegd, langzaamheid niet in,) staat men voor een heel ander vraagstuk. Ik neem aan, dat men, zoolang er nog maar 6~n particulier bedrijf bestaat, het kapitalistisch stelsel intact laat, dat wil zeggen, het ruilverkeer, Zoolang zullen de menschen blijven koopen met geld, zal de staat koopen en verkoopen met geld, en zal men met het buitenland handelen, op grond van in geld berekende prijzen. Hoe nu echter de overgang tot stand komt van het eene in het andere stelsel, daarvan vinden wij niets in het rapport, en toch is dat her gewichtigste, m~t het antwoord_ op de vraag, hoe bet nieuwe stelsel zal functioneeren. Er is veel van geleidelijkheid sprake in het rapport, doch dit heeft steeds betrekking op her tempo, waarin de verschillende bedrijven voor socialisatie ;,rijp" zullen worden geacht ; niet op de vraag, hoe de kapitalistische staat omgezet zal worden in een ,,Bedarfswirtschaft", dat wil zeggen, het ruilverkeer zal worden afgeschaft, de staat ~ n groote huishouding zal worden, waarin van boven af zal worden geproduceerd en ieder zijn porfie zal worden toebedeeld, zooals in een ge'zin ieder zijn bord volgeschept krijgt. Hoe dit zal gaan blijft een raadsel; het is al dwaas en onrechtvaardig genoeg, om de socialisatie geleidelijk te doen gaan, dus een deel der ingezetenen rustig voort te laten gaan met net maken van ,,meerwaarde", en anderen daarin te verhinderen. Zeker echter kan men her ruilverkeer en het middel, dat er toe in staat stelt, het geld, niet gedeeltelijk afschaffen, gedee!telijk laten voortbestaan. Moet het dan op eens afgeschaft ? Hoe I l l e l l l!et ook keert of wendt, men ziet geen ander resultaat dan een chaos. Bij de beoordeeling van de werking van de gesocialiseerde bedrijven, blijkt ook geen oogenblik, dat men zich heeft rekenschap gegeven, nu voortaan met ten ,,Bedarfswirtschaft" te doen te hebben, waarbij van geen kostprijs en geen opbrengst meer sprake is. Toch wil men dat; het is niet de bedoeling een groot over~ heidsbedrijf te stichten, waar ieder zal koope n naar de mate
489 van zijn economische kracht, neen, men wil produceeren ,,root de behoefte". De overheid zal hebben te produceeren ,,volgens de behoefte", dat wil zeggen, ieder jaar de behoeften van ieder afzonderlijk en van allen tesamen hebbe,a vast te stelle,1, dien vooraad ,noeten produceeren en verdeelen. Heeft zij zich b.v. vergist in de behoeften aan levensmiddelen, is er daarvan te weinig, dan komt er een hongersnood. Hoe zij de behoeften aan alles, wat boven het noodzakelijk levensonderhoud gaat, zal vaststellen, (behoefte toch is een zuiver subjectief begrip), met die vraag heeft de commissie zich blijkbaar het hoofd niet gebroken. Waar zij het voortdurend heeft over den prijs der overheidswaar, het loon van den arbeider, over productiekosten, waarop de prijs gebaseerd moet worden, over levering tegen kostprijs en dergelij ke, daar spreekt zij eenvoudig ondernemerslaal. Zeker, zoolang het. ruilverkeer, dat tot nu toe de behoeften-voorziening regelde, nog in s t a n d wordt gehouden, i s de zaak betrekkelijk eenvoudig ; maar de commissie heeft ons te verklaren hoe bet zal gaan, als dat verkeer heeft opgehonden, als er geen geld, waai'mee kosten en opbrengst op 66n noemer worden gebracht, meer is, geen prijzen meer bestaan, die vraag en aanbod uitdrukken. Laat men daarentegen bet ruilverkeer w~l ill stand, dan is llet belangrijkste deel van her doel gemist, her socialisme ni~t bereikt; men zal dan niet naar behoefte ktmnen produceeren, maar wie het meeste geld heeft, zal het meeste ktmnen koopen. En als er dan al, door de v~r doorgedreven dwanghuishouding, niet om winst kan worden geproduceerd, dan zal er toch om winst worden handel gedreven. 9 Maar wordt her ruilverkeer afgeschaft, dan is de groote hefboom voor economischen vooruitgang verlamd. Wij nemen aan, dat de staats-productie zoo goed mogelijk zal zijn; dat men de kapitaalvorming in het oog zal houden, ell dat ieder ,,werklnan" zij,a plicht zal doen. Toch zal onder een socialistisch regime de ondergang onzer beschaving zoogoed als zeker zijn. lmmers die beschaving is her directe gevolg van het riJilverkeer, van her produceeren om winst, waarvan de socialisten geen kwaad genoeg konden zeggen. De productie onder her ruilverkeer toch wekte behoeften op, die tevoren niet bestonden. Zooals Bficher kort geleden nog opmerkte, er was geen behoefte aan fotografie~n, aan auto's, aan rijwielen, toen zij verschenen. Door het kapitalistisch stelsel, kon zulk een nieuwe fabricage al
490 tastend geprobeerd worden, en zich uitbreiden, naar gelang van het succes. Maar hoe stelt men zich zooiets onder een socialisfisch regime voor? Onder w~e zou menzulk een nieuwigheid verdeelen, hoe moet men de behoefte eraan vaststellen? Dat meri zulke nmoeilijkheden eenvoudig niet ziet, komt alleen daarvandaan, dat men rustig op dat gesmade kapitalistische stelsel kan leunen, voorloopig in he.t, zog daarvan nog wel voort kan varen. Maar eens is dat uit, moet men op eigen beenen staan. Een allerwonderlijkst argument voert men hog aan om te bewijzen, dat een gesocialiseerde productie meet zou op]everen dan een kapitalistische. De productieviteit moet grooter worden, zoo heet her op blz. 17, wijl onder her kapitalisme nimmer de productie voldoende was om aan de massa der samenleving een ook maar eelligermate behoorlijk levensonderhoud te verschaffen. Een allerzonderlingste uitspraak. Ze houdt toch niet meet of minder in, dan d a t e r een verplichting der schepping zou bestaan, om voor ieder schepsel zooveel beschikbaar te houden, als de opstellers van Ilet rapport wel ,,eenigermate behoorlijk" gelieven te noemen. Nog wonderlijker, omdat he-t voor alien beschikbare levensonderhoud, ten eenermale niet alleen afhangt van de productie, maar in even sterke nlate van een tegenwerkenden factor: de voortplanting. Ware de bevolking in de laatste eeuw niet zoo buitengewoon toegenonlen, de toch al zoozeer opmerkelijke welvaart zou v66r den oorlog nog veel grooter zijn geworden. En nu behoeft men niet met Malthus aan een onverzettelijke wet te denken, daar wij hier met verschijnselen te doen hebben, die aan der menschen vrijen wil onderworpen zijn : ~ n ding echter staat vast, dat de welvaart nimmer uitsluitend van de productie zal afhangen; en dat men dus met geen enkele producfie geiloeg voor allen kan beloven. In geell eilkel opzicht is ook de socialistische maatschappij als de natuttrlijke voortzettiug van de tegenwoordige te beschouwen; men kan die omzetting integendeel wel als den gr0otsten schok beschouwen, die aan de economische wereld zou kunnen worden toegebracht, en als den onnatuurlijksten overgang; die denkbaar is. Het grootste verwijt tegen de kapitalistische maatschappij is steeds, dat daarin niet voor behoefte wordt geproduceerd, maar voor winst. Deze tegenstelling is echter onjuist. Ieder produceert steeds alleen voor zijn behoefte, voorzoover hij niet zuiver al-
491 fruistisch handelt. Winst maken is slechts langs een omweg voor eigen behoefte produceeren. Voorzoover wij kunnen terugzien was de ,,Bedarfswirtschaft" de oudste toestand; de economische eenheid, her gezin, produceerde voor zichzelf. Toen de productie foenam, week men vanzelf daarvan af, men leerde op voordeeliger wijs produceeren, dan in her klein, t-let gezin bleef de eenheid der behoeftevoorziening, daarnaast ontwikkelde de staat zich als politieke eenheid; en geheel onafhankelijk van beide ontwikkelde zich de productie. Dat her gezin, ja zelfs, sterker hog, de persoon de behoeftevoorzienings.eenheid bleef, is natuurlijk, immers psychologisch te verklaren. Niemand kan zich zijn behoeften door een ander laten voorschrijven, wil er sprake zijn van eenig vrij leven, wil men de persoonlijkheid niet in de kiem vermoorden. Wil men dus de productie uitbreiden, dan moet zij zich afscheiden van de behoeftevoorzienings-eenheid, de ,,Bedarfswirtschaft" is onverbiddelijk ten einde. Thans wil men een kunstmatige groote ,,Behoeftevoorzieningseenheid" scheppen, en daartoe den staat of onderdeelen van den staat bestemmen, die gegroeid zijn, zonder eenig verband met de economische voorziening. Met even weinig grortd maakt men dienzelfden staat met zijn onderdeelen tot productie~eenheid, of liever, daar hij dat niet eens meer worden kan, tot tusschenpersoon bij de productie, en heeft zoo met veel kunst en vliegwerk een nieuwe ,,Bedarfswirtschaft" in elkaar, waarvan mefi ons nu wil laten gelooven, dat her een natuurlijke vorming is, terwijl al/es eraan kunstmatig en gedwongen is, ~n de productie, ~n de consumptie. Omdat her proletatiaat het wil, zooals her beet. Ook dat worden wij verzocht te gelooven. Dat is de groote dwaasheid van her socialisme en ook van dit rapport, daarom is alles eraan even kunstmatig. De opstellers decreteeren met verheven kahnte : dat de tijd aangebroken is 6m her socialisme te verwezenlijken; welke bedrijven voor socialisatie in aanmerking komen, of wel daarvoor ,,rijp" zijn, en welke nog aan hel, particuliere bedrijf mogen blijven overgelaten, naar de mate, waarin her kapitalistisch beheer van die bedrijven (dat n.b. die bedrijven geschapen heeft, zonder hetwelk ze niet zouden bestaan) meer of minder schadelijk is voor her algemeen belang. Men maakt eenvoudig uit: er moet worden gezorgd, dat her bedrijf aan de hoogste eischen voldoet, of: alle bureaucratie en
492 str0eve ambtena?ij moeten z o o sterk mogelijk geweerd Worden '). De heele organisatie staat keurig op het papier. Vragen echter als deze: hoe men in een reusachtig bedrijf, dat op geene wijze op zijn werkelijke Capaciteit ooit kan worden gec0ntr01eerd, de goede menschen aan bet roer zal krijgen, rijzen blijkbaar niet eens. Details, als de vraag van de volgorde der socialisafie en de schadevergoeding, hebben wij maar laten rusten. Of her in dit rapport gegeven advies wordt opgevolgd, dan zal er over honderd jaar van geen enkel bedrijf m e e r v e e l over zijn, en komt her er niet zooveel op aan, waar men met de afbraak begint ; 6f men wordt eindelijk verstandig, zet gezamenlijk de schouders o n d e r de bergen werk, die er in het belang van het volk te doen zijn, en bergt het socialisatie-rapport weg op een veilig plaatsje, w a a r her dan in later eeuwen door een tweeden Quack eens in zijn rust gestoord kan w o r d e n . . , men zal het dan echter voor den tijd, waarin het geboren werd, toch rijkelijk naief vinden. Het ligt daar, als een kransje zielige kunstbloemetjes op her graf van het zoogenaamde wetenschappelijk socialisme. Maar het volk, d a t e r uit de verte naar kijken mag, moet gelooyen, dat het de groenende weiden van her beloofde land ziet scheirlererl. Volksbedrog is dit maakwerk, en daarvoor is geen vergoelijking. Juni 1920. E. C. VAN DORP. ') Niet onaardig zegt Prof. Bordewijk: ,,al dat moeten, dat mogen en nie! mogen, zonder dat de grondslag voor de verwezenlijking wordt gelegd noch de waarborg voor de vervulling van de eischen aangewezen, doer denken aan het kunststuk van vora Muenchhausen, die zich bij bet eind van zijn eigen pruik uit het moeras trok". Hiermee is in het algemeen de eenigszins pijnlijke positie van de sociaal-democratie aangegeven. Ze heeft voor haar verwezenlijking vrij wel volmaakte menschen noodig; zijn echter di6 menschen er, dan is de S. D. overbodig geworden I